Alfabetisch Bijbels [ingekort] register van de letter K

 

Kaïn = smid; naar de klank verwant met ‘verweven’. Num. 24:22 – land van de Kenieten, afstammend van Kaïn;  Kaïn bouwde echter al, door influistering van de satan, voor zijn zoon Hanoch een stad met diezelfde naam; en hij heeft daardoor de basis gelegd voor alle kwaad op Aarde. GJE3-10-2 - Nathánaël, die zelden of nooit iets ze tegen Judasi: 'In jou woont de geest van Kaïn, begrijp je wel? En deze geest verbetert zich op deze Aarde niet; want de wereld is de geest van Kaïn, en daarvan kun je geen verbetering verwachten!' GJ1-114 [17] - Judas zegt: ' Ja,ja,ja, jij ook altijd met je oude geest van Kaïn! Waar is Kaïn, en waar zijn wij?! Het geslacht van Kaïn ging ten onder; alleen Noach bleef, en in zijn nakomelingen zit geen druppel van Kaïns bloed, maar het zuivere bloed van de kinderen Gods stroomt in onze aderen. En als het bloed zuiver is, dan is ook de geest zuiver; want de geest van de mens komt altijd uit zijn bloed voort en daarom is de geest ook altijd net zo rein als het bloed!' Nathánaël zegt: 'Dat is weer die oude onzin van je, dat heb Ik al zo vaak gehoord, daar geef ik geen cent voor! Ga maar naar de Sadduceeën; die hebben wel belangstelling voor die onzin! Bij ons is echter het bloed! een luie materie, en de geest is en blijft voor eeuwig geest! Wat heb je  aan het bloed van een kind van God als daarin, zoals bij jou, een onreine, geest woont?! GJE1-114 [18]

Kajafas = Cajaphas – hogepiester van 18-36 n. Chr.  Schoonzoon van Annas; onder zijn leiding veroordeelt het Sanhedrin Jezus ter dood; Kajafas werd aangesteld tot hogepriester door de stadhouder (procurator) Valerius Gratus. Kajafas was al hogepriester als Jezus de tempel reinigde en het volk begon te leren. bron: GJE1-12-11

Jezus: ‘Ten tijde dat Ik optrok naar Jeruzalem was Kaiphas hogepriester. Deze had kans gezien om al meer dan een jaar beslag te leggen op deze waardigheid, die veel geld in 't laatje bracht. Het naleven van de wet van Mozes was in die tijd gedegenereerd tot een totaal inhoudsloze ceremonie en de priesters hielden er net zoveel rekening mee als met sneeuw, die honderd jaar geleden gevallen is. En deze totaal inhoudsloze ceremonie had men ten top gevoerd om het volk met open ogen er in te laten lopen. Kaiphas presteerde het zelfs om in het binnenste van de tempel nog bepaalde plaatsen te verhuren aan de duivenverkopers en een paar kleine wisselaars. Deze kleine wisselaars hadden kleine munten, zoals groschen en staters, en zij wisselden voor hun klanten deze kleinere munten tegen zilverlingen, Romeinse goudstukken of Romeins veegeld, waarbij zij een zekere winst voor zichzelf hielden. Veegeld was geld dat de Romeinen speciaal voor het kopen van vee gebruikten. Afhankelijk van het dier, dat op de munt afgebeeld stond, kon men daarmee voor een soortgelijk dier betalen. Als men dit veegeld bij de grote en kleine wisselaars wisselde voor ander geld, dan werd een hogere winstmarge berekend. (bron: GJE1-12:10,11) - Kajafas en Pilatus werden 36 n. Chr. door de Syrische legaat Vitellius afgezet – 3 jaar later werd Herodes Antipas door keizer Caligula – Gaius – naar Zuid-Frankrijk verbannen. Over deze beiden leze men ook in: Psalm  31, 31:14 en Jesaja 50:6, 53:5,9

Kaleb = hond – Num. 13:6 – zoon van Jefunne, die met elf anderen Kanaän gaan verkennen; op hoge leeftijd krijgt hij Hebron als grondgebied;

Kalender, Joodse = De Joodse kalender rekent met Maanmaanden – een jaar duurt 354 dagen;

Kalvarië = Golgotha – ook deze heuvelrots is samen met de muren en huizen van Jeruzalem ingestort tot volledig puin door een aardbeving; inwoners in het nu huidige deel van Oost-Jeruzalem [oud-Jeruzalem] beweren, dat deze heuvel nu in privébezit is ;

Kanaän – het beloofde land – is de naam van de helft van Palestina, die tussen de Jordaan en de Middellandse Zee ligt. Als in het OT over Kanaän wordt gesproken, bedoelt men het gebied tussen Egypte tot Syrië. Purperland, naar de purperkleurige rotsen – de purperverf komt uit Fenicië; de verklaring laagland slaat alleen op de kuststreek; verder is het een bergland; het land wordt bewoond door vele volken, voornamelijk afstammend van Cham. De spraak van Kanaän is Hebreeuws – Jesaja 19:18 – Hos. 12:8; gebruikt als scheldwoord voor Israël; Ka-Nani betekent ‘land van de welstand’ – het ziet er op het eerste gezicht stenig uit, waar eens in haar districten aan de Jordaan mogelijk het hof van Eden heeft gelegen of bij Bethlehem. Niet ver daarvandaan, stroomde de Jacobsrivier in de Jordaan, en kwam het grote ongeluk over Adam en zijn familie – zie ook Deut 29:22 - Kanaan bij Bethlechem had een hoge vuurspuwende berg – deze verzonk later in de tijd van de zondvloed door een grote aardbeving in de diepte der Aarde. 

Kananese – Matth. 15:22 en Mark. 7:24 – een vruw die uit het gebied van Tyrus en Sidon komt, een Syrofenicische

Kapernaum - Er was daar een beschermmuur in een loodrechte rotswand circa 40 meter over de Jordaan in de hoogte van het tegenoverliggende Kapernaum. Daar moet 2000 jaar geleden traptreden bestaan hebben en men kon toen zo naar beneden lopen. Niet ver van deze plek werd ook Jezus gedoopt; Niet ver van Kapernaum ligt een bergvlakte waar Jezus de zaligpredikingen verkondigde – kort boven de Eremosgrot opent zich vandaag nog een bepaalde vorm van terras die met de berg (1200 meter hoog) in de rug het karakter heeft van een amfibietheater – op deze plek vermoedt men de bergprediking – zijwaarts over de Tagha kan men deze betoverende plek opzoeken – de Bergprediking met 7 geboden – het midden van de Bergprediking is een gebed met 7 verzoeken – de 4e is brood;

Bij Tell-Hum liggen ruïnes van K. Maar het feitelijke Kapernaüm heeft noordelijker en oostelijker gelegen, omdat 2000 jaar geleden het meer van Galilea 1/3 groter was dan nu het geval is. Alle steden en dorpjes moeten dan ook historisch verder landinwaarts gezocht worden, hoewel daar geen of nauwelijks sporen meer van zijn overgebleven. Dorp van Nahum;  Kafarnaum moet heel mooi gelegen hebben in de omgeving van het meer; dit hebben uitgravingen bevestigd – Petrus: zie 1Kor 9:5

Karkor = vaste plaats – Richteren 8:10 – plaats in Gad, oostelijk van de Jordaan;

Kastijding lichaam nutteloos - Er zijn mensen, die door een bepaalde kastijding van hun lichaam de geestenwereld willen binnendringen en dan met hun krachten de natuur willen bedwingen; dat is niet alleen helemaal onnut voor de ziel, maar ook erg schadelijk. De ziel valt dan als een halfrijpe vrucht van de boom des levens, terwijl de levenskern altijd verrot, leeg, doof en dus dood is.  Zulk kastijden en vasten is dus geen deugd, maar een buitengewoon grove zonde! Wie daarom volgens de ware orde wil leven, moet net zo leven als Ik leef en leer om te leven, dan zal ook hij de vrucht des levens in zich tot bloei zien komen en rijp zien worden. Daarin zal zich geen dode, maar een geheel levende kern vormen voor het enige eeuwige leven in de geest en deze zal zich ordelijk en voorspoedig ontwikkelen tot een heel levend zelfbewustzijn. [GJE1-207-9-11]

Kefas = Cefas, Cephas – Aramees = rots; dezelfde betekenis als Petra, grieks = rots – vgl. Joh. 1:43;

Karmel – is een 24 m lange vergketen, vlak bij Haïfa, met prachtige bossen en zeer vruchtbare grond. Karmel = boomgaard;

Kelk - De kelk waaruit Jezus later gedronken heeft was altijd in bezit geweest van de kinderen van Noach. De kelk is zelfs in Egypte geweest. Misschien heeft Jozef, de onderkoning daaruit gedronken en deze drinkbeker expres in de korenzakken van zijn broers gedaan. Dat is echter een gissing. Ook Mozes bezat de kelk. Haar massa was zo dik als die van een klokkenschaal. De kelk is ook bewaard gebleven bij Jakobus, de stiefbroer van Jezus [Jacob de kleinere]. Melchizedek bracht deze uit het land van Semiramis naar Kanaan. De kelk heeft bovenop de ark gestaan. Na het offer van Melchizedek bleef de kelk bij Abraham.  Ook Mozes bezat hem.   De kelk zal eens voor de dag komen. 

Kenieten = Kanaänitisch volk, niet afstammend van Kaïn; mogelijk behorend tot de Midianieten; de schoonvader en zwager van Mozes zijn Kenieten; Kenan = klager;

Kidron of Kedron – een 5 km lang diep dal ten oosten van Jeruzalem; ook was er de beek Kidron die erdoor heen stroomde, vooral tijdens het regenseizoen. Beek oostelijk van Jeruzalem, tussen de stad en de olijfberg, stromend naar de Dode Zee – 2 Sam. 15:23 en Joh. 18:1

Kenieten – afstammelingen van Kaïn; deze nomaden trokken op het Sinaï-schiereiland rond en leefden van smidswerk. De Chinezen zijn de afstammelingen van Kajin. De C kan ook als een K worden uitgesproken [dus Kina];

Keretieten – altijd samen genoemd met de Peletieten – vermoedelijk afkomstig van Kreta; volk verwant met de Filistijnen; zij vormen de lijfwacht van David – 2 Sam. 8:18 - ;

Kerstfeest – dit feest wordt regulier op 25 december gevierd – de Grieks- orthodoxe kerk doet dit op 9 januari, hoewel Jezus in het echt geboren werd in het oerjoodse jaar 4151 na de schepping van Adam op 7 januari.

Ketura – een der bijvrouwen van Abraham; zij is de stammoeder van een paar Arabische stammen; Ketura = wierookgeur;

Kinnor – een tokkelinstrument, waar o.a. David op speelde;

Kinarot = Cinneroth, Kinneroth = harp = vergelijk de vorm van het meer van Genezareth;

Kis = boog, macht of geschenk – vader van koning Saul; uit Benjamin – voorvader van Mordechai [Esther 2:5];

Kisjon – Levietenstad in Issakar = Kedes – er is ook een gebergte van Kisjona, ten noord-westen van Migdal; [Grote Johannes Evangelie deel 1 – Jakob Lorber] – Kedes = een vrijstad in Galilea – zie ook Joz. 19:20;

Kittiërs – stammen af van Jawan – Gen. 10:4 en 1 Kron. 1:7;

Kleopas – een naam van de Emmaüsgangers;

Kohelet = de hebreeuwse benaming voor het boek Prediker, vertaalt met Eccleiastes = uitkiezer – betekent raadgever, wegwijzer;

Komeet - Een komeet aan het uitspansel: dat is niets anders dan een nieuw geschapen wereld in wording! De kern ervan is het vat tot opname van voedende levens­kracht uit Mij. Die levenskracht wordt door een van Mij uitgegaan spe­ciaal vuur zeer krachtig door­gloeit, en lost zich daardoor op in voedende dampen. Maar om nu te voorkomen, dat die dampen, die een reeds enigszins ontwikkelde levens­kracht bezitten, zouden vervluch­tigen, en aan het nieuwe hemel­lichaam zouden worden onttrok­ken, worden ze door ontelbare monaden (etherdiertjes) opgeno­men, en die voegen ze dan weer tot verdere voltooiing aan dat he­mellichaam in wording toe. Kijk dat is nu die gelijkenis, van de echte komeet en onze melkschotel-komeet! (bron: de jeugd van Jezus, hfds.220)

Koningen - Heersers en veldheren moeten er wel zijn; maar begrijp goed, dat deze door God daarvoor zijn uitgekozen en geroepen en voorts rechtstreekse afstammelingen van vroeger gezalfde konin­gen moeten zijn. Die zijn dan geroepen. Maar wee ieder ander, die zijn arme hit verlaat en zich beijvert om door allerlei middelen de heersersstaf te  verkrijgen! Werkelijk, die zou beter nooit geboren kunnen zijn. bron: GJE2-9

Koperen slang - Toen de Israëlieten in de woestijn bedreigd werden door giftige slangen moest Mozes van Jaweh een koperen slang maken. Al wie gebeten was door een giftige slang en opkeek naar de koperen slang werd gered. Later zal Jezus, zoals de koperen slang, omhoog geheven worden aan het kruis. Hij is en blijft onze Middelaar. bron: Causae et Curae

Korach – deze maakte ruzie en stookte 250 andere mannen op tegen Mozes – voor straf werd hij gedood;

Korach = zoon van Ezau en Oholibama = Korach betekent kaal;

Korenschop - De Heer heeft Zijn grote korenschop in Zijn hand; Hij zal Zijn dorsvloer vegen zoals Hij wil en Hij zal het koren in Zijn schuur verzamelen, het kaf echter verbranden met het eeuwige vuur en uit de as maken wat Hij wil. De akker (wereld)  is van Hem en ook het koren (de kinderen van God). Het kaf (kinderen van de wereld of van de duivel). Van Hem is de schuur (de hemel) en van Hem is het vuur (de hel) dat nooit uitgaat.  (GJE 1-24-1-2)

Kores = herder of zon – in de Bijbel gaat het over Cyrus de tweede, de Grote, die Babel, Lydië en de Meden onderwerpt; hij is een werktuig in Gods hand en heft de ballingschap op; hij laat de tempel in Jeruzalem herstellen – de terugkeer begint in 538 v. Chr. Ook Daniël dient onder deze Cyrus of Kores – Dan. 1:21, 6:29 en 10:1;

Kosmetiek - Kijk, een vrouw, die haar uiterlijk erg belangrijk vindt, zal tenslotte niets anders meer doen, dan zich de gehele dag tooien en met sieraden behangen. Na verloop van tijd zal ze het prettiger vinden om zich door anderen te laten wassen, tooien en op te laten smukken. Maar dat duurt ook nooit erg lang; uiteindelijk wordt zo'n verwekelijkte vrouw zelfs te traag om zich te laten verzorgen, en zakt letterlijk af tot het bestaan van een varken of zelfs een luiaard, welke dieren je vindt in Indië en Midden‑Afrika. Dan is het de vraag: Wat is er dan nog met zo'n vrouw te beginnen? Welke geestelijke ontwikkeling is daar nog mogelijk? Ik zeg je: Zij deugt zelfs niet meer voor hoer! Dat was ook de eigenlijke reden waarom het volk in Sodom en Gomorra zich onnatuurlijk begon te bevredigen! bron: GJE2-213

Kracht van Lucifer - Maar een kracht zonder een tegenkracht is zoals reeds gezegd, eigenlijk geen kracht, zoals wij dat met het eerder aangehaalde voorbeeld van de reus heel duidelijk hebben kunnen zien. Zo'n kracht die zichzelf helemaal gevangengezet heeft zal er dan ook altijd naar streven om nog meer krachten in zichzelf gevangen te nemen om zichzelf in zijn pijnlijke gevangenschap vrijer te maken. En kijk, dat is het wat men dan 'satan' en 'duivel' noemt. Satan is een grote persoonlijkheid en komt overeen met de onver­zettelijke rust en traagheid, want deze geschapen eerste grote persoon­lijkheid wilde alle andere krachten in zijn wezen verenigen en is daarom dood en in zichzelf onmachtig geworden om iets te doen. Maar de in hem overwonnen andere krachten rusten toch niet volkomen, zij zijn steeds bezig en personifiëren zich zo als zelfstandige wezens. Door die bezigheid geven ze het hoofdwezen een soort schijnleven, en dat leven is dan duidelijk een leven van bedrog vergeleken bij een echt vrij leven. Zulke krachten, die overwonnen zijn en toch hun verlies niet willen accepteren, zijn dan datgene wat men, in vergelijking met de satan, 'duivels' of 'boze geesten' noemt.  GE2-229 [10-13]

Kreta = grootste eiland in de Middellandse Zee – ook hierheen zijn de Joden in de verstrooiing gekomen zoals wij begrijpen uit de volkerenlijst van Hand. 2:9, e.v.

Kribbe van Kindje Jezus - Jezus is niet in een kribbe geboren. Hij werd pas later in een kribbe gelegd. De voederkrib, die bestemd was voor schapen (en eruit zag als tegenwoordig de voedertroggen op het land bij de herbergen – maar alleen wat lager) werd spoedig gereedgemaakt door de hoofdman Cornelius, die in de grot logeerde met Salome en de twee oudste zonen van Jozef (om de grot te bewaken), toen het kindje Jezus met Zijn ouders terugkwamen na de besnijdenis en Maria moe was van het dragen van het kindje. Salome haalde het mooiste stro en vers hooi en maakte zo een zacht bedje. Maria had haar eerste en echte volledige nachtrust pas na de acht dagen van de geboorte van het kindje Jezus. Buiten vroor het en het water veranderde in ijs. Het was alweer de 15e januari 7 v. Chr.

Krith – een beek, die in het gebergte van Efraïm begint en naar de Jordaan stroomt. De profeet Elia verborg zich aan de oever van deze beek, toen hij voor de boze koningin Izebel vluchtte;

Krullen - Jezus zou krullen gehad hebben. Hij werd in zijn jeugd ook wel krullenjongen genoemd. (GJE2-49, Het Bijbels Namenboek Jurriaan Wijchers en Simon Kat, Bijbels woordenboek Lize Stilma & De Nieuwe Openbaringen – Jakob Lorber – 1840]

 

UpToDate 2024-2025